Er zijn tal van schrijvers die inspiratie opdoen op locatie. We legden ons oor te luisteren bij Ingrid Vander Veken, Evelien De Vlieger en Johan de Boose. ‘Soms blijft van de beleving ter plaatse slechts een alinea over in het boek, maar het beetje dat ze kan toevoegen, is van waarde.’
Johan de Boose noemt naar het buitenland trekken: spokenjagen, Ingrid Vander Veken had voor haar reis naar Bali – zoals bij ieder boek – een vraag als uitgangspunt en Evelien De Vlieger betrok de caravan in haar tuin omdat ze eens iets helemaal anders wilde dan jeugd- en kinderboeken schrijven. Kortom, deze schrijvers hadden verschillende redenen om de desbetreffende locaties op te zoeken, maar vonden er één voor één hetzelfde: inspiratie. Welke elementen spelen een rol bij het ontstaan van een boek dat zich op een bepaalde plek afspeelt en wat is in deze crisistijd nu echt een gemis dat thuis aan de schrijftafel niet na te bootsen valt?
‘Wanneer je je met iets verbindt, komt dat in je tot leven.'
De Boose begint met de voordelen van de huidige periode. Hij is voor het eerst in zijn leven gaan sporten, heeft meer gelezen dan ooit, is nog maar eens een nieuwe taal – het Servo-Kroatisch – aan het leren én hij schrijft volop aan zijn nieuwe roman die zich in ex-Joegoslavië afspeelt.
De Boose kijkt reikhalzend uit naar het moment waarop hij de regio, onder meer Srebrenica, ook weer daadwerkelijk kan bezoeken. Want van iemand die normaal gesproken zes maanden per jaar in het buitenland zit, mag duidelijk zijn dat hij leeft met het adagium dat over een plek schrijven, betekent dat je die ook dient te bezoeken. ‘Ik geloof niet in schrijvers die zeggen dat ze over een dorpje in Siberië kunnen vertellen terwijl ze daar nooit zijn geweest. Dat is verraad’, aldus de Boose.
Naast het materiële aspect van reizen, ziet hij er ook een psychologische waarde in. ‘Misschien is elke reis ook een introspectieve trip. Je gaat op zoek naar bepaalde dingen, maar ook in jezelf.’ Het nadeel aan deze tijd weegt voor hem dan ook het zwaarst. ‘We zitten gevangen. Ik wil andere lucht kunnen inademen, vreemde talen kunnen horen, nieuwe mensen kunnen zien, steden, ruimtes, omgevingen, … Ik heb een ontzettende behoefte aan in beweging blijven.’
Voor Evelien De Vlieger geldt hetzelfde. Of nou ja: zij dient in beweging te komen om vervolgens op een externe plek – weg van de dagdagelijkse beslommeringen – tot volledige stilstand te komen. Om daar alle afleiding de baas te kunnen en zich naar binnen te keren. ‘Ik wilde aanvankelijk voor een langere tijd naar het buitenland, maar dat ging door omstandigheden niet. Onze caravan in de tuin betrekken, verving de grote reis die ik in mijn hoofd had. In plaats van allerlei indrukken op te doen, werd ik nu juist gedwongen om naar mijn eigen kleine habitat te kijken. Ik denk dat ik daar uiteindelijk meer aan gehad heb.’
Het overgroeide tuinpad, de composthoop, de kippenren en de vervallen Constructam-caravan, die
er al stond toen zij en haar man het huis kochten; ze bevolken dat deel van de tuin waar het gezin nooit komt. ‘Het is het mottigste stuk van onze plek hier en er viel ogenschijnlijk niets te beleven. Wanneer ik daar nu zou gaan zitten, zou dat opnieuw het geval zijn, maar omdat ik daar vele dagen na elkaar zat, begon het routineuze van het leven me op te vallen. Dezelfde spin, dezelfde koolmees, … Ze waren er iedere dag en door die herhaling kreeg ik een inkijk in hun leven; ze werden mijn gezellen om de dagen door te komen.’
Het innige van 'Caravandagen' staat in schril contrast met het uitbundige leven in Bali, waar Ingrid Vander Veken naartoe trok voor 'Aankomen in Bali'. De moeder van het hoofdpersonage vertelde de schrijver hoe haar zoon als kleine jongen al op blote voeten rondliep en er op zolder een doos stond met foto’s uit het Verre Oosten die op een wonderlijke manier de weg naar hun huis had gevonden. Al die jaren had haar zoon het Oosterse leven zelf opgezocht. En dat hij nu in Bali woonde, samen met zijn grote liefde, was dan ook geen toeval, maar het lot.
‘Sommige spoken hebben zich blijkbaar in mijn hoofd genesteld.’
De vraag hoe iemand zijn bestemming kan volgen zonder die te kennen, liet Vander Veken niet meer los. ‘En wanneer een vraag mij blijft bezighouden, dan moet ik er achteraan.’ Zo zat de Antwerpse een dikke maand in Bali. Ze verbleef in het Kunstencentrum waar deze Vlaamse jongeman maskerdanser was geworden en zijn vrouw optrad en les gaf in traditionele Balinese dans. Zonder laptop, met enkel haar notitieboekjes op zak, liet Vander Veken zich onderdompelen in de plaatselijke cultuur, ver weg van het toerisme. ‘Wanneer ik me met iets bezighoud dan wil ik daar ook naartoe: die plaats leren kennen, de cultuur proeven, de gewoontes in me opnemen. Er is aan mij eigenlijk een antropoloog verloren gegaan.’
Ze haalt haar kinderboek 'Sam' aan, gebaseerd op een waargebeurd verhaal waarbij een babyolifant eind negentiende eeuw vanuit China met de boot naar Parijs komt. ‘Ik heb Parijs toen herhaaldelijk aangedaan, heb de kleindochter van het meisje gesproken die de babyolifant voor haar verjaardag cadeau had gekregen en in Sri Lanka een weeshuis bezocht waar ik de dieren de papfles heb gegeven. Ik wil weten hoe iets écht is, en ook al blijft van die beleving in het boek soms maar een alinea over, het beetje dat ze kan toevoegen is van waarde.’ Na haar reis naar Bali moest het echte werk nog beginnen.
‘Ik had ter plaatse nooit kunnen schrijven; je bent in zo een cultuur geen ogenblik alleen. Hier kijkt er niemand vanop als je je even terugtrekt, daar leef je dag en nacht in gemeenschap. Wij zijn zoveel individualistischer ingesteld, ...’
Eenmaal in Antwerpen boog ze zich over haar notities en foto’s en bevond zich direct opnieuw ter plaatse. ‘Wanneer je je met iets verbindt, komt dat in je tot leven. Daartoe wordt in Bali ook niets onverlet gelaten. Er is zoveel kleur en klank en geur; het leven daar is heel zinnelijk en dat komt gelijk terug wanneer je eraan terugdenkt.’
Dat beaamt de Boose, die in het buitenland normaliter wél al veel van zijn boek schrijft. ‘Genius loci, de spoken van een plek, ik moet hun adem ruiken. Terwijl ik dat doe, schrijf ik letterlijk alles op. Dat is magisch. Als ik het teruglees, voel ik al de toon van het verhaal’, vertelde hij in een eerder interview in dit tijdschrift. Met de spoken waarmee hij de afgelopen jaren niets deed, die hij onbewust links liet liggen, werkt hij nu, op het moment dat reizen niet mogelijk is.
‘Sommige spoken hebben zich blijkbaar in mijn hoofd genesteld en heb ik hier nu bij mij. Daar zit ik nu lekker op te kauwen’, zegt hij. ‘Dat kan gaan om één van de vele toevallige ontmoetingen die ik was vergeten en die nu toch ineens in me opkomt; die ontmoeting heeft me kennelijk nooit meer losgelaten. Vaak waren dat korte, maar intense en soms conflictueuze gesprekken. Het is wel raar om op dit moment elke dag met die spoken uit het verleden te leven. Die hebben kennelijk al die tijd mijn onderbewustzijn bevolkt en koloniseren nu langzaam ook mijn bewustzijn. Zo creëer ik personages uit ervaringen uit het verleden; in elkaar gepuzzelde mensen als het ware – stukjes van spoken, die een eigen leven gaan leiden.’
‘Er is aan mij eigenlijk een antropoloog verloren gegaan.’
Thuis vindt hij de concentratie die hij nodig heeft om te schrijven. Vooral ‘s nachts, wanneer de rest van het gezin slaapt. Op locatie gaat er een heus ritueel vooraf aan het creëren van de juiste omgeving. Het opdoen van indrukken doet hij in de drukte. Wil hij daarover nadenken, dan moet hij in beweging zijn – het liefst op een boot – maar dan, bij het uitschrijven ervan, zoekt hij de totale afsluiting van de buitenwereld op. ‘Het schrijven is dan als een soort van optekenen van de muziek die ik hoor en daarvoor moet het heel stil zijn. De muziek komt in woorden tot me, of klanken of beelden of citaten. Een magisch moment.’
Hij heeft dan ook telkens de neiging om een hotelkamer bij aankomst te verbouwen; alles moet op een andere plek staan, als het kan zelfs het bed. ‘Daarbij vaar ik volledig op mijn intuïtie. Tafel dichter bij het raam, spiegel op een andere plaats, plant, stoel, … Zo heb ik de laatste jaren de gewoonte om half-liggend op bed te werken, een restant uit de tijd dat ik in een piepkleine kajuit verbleef in Midden- en Oost-Europa. Ik kon daar niet aan tafel werken en creëerde dus een comfortabele ligstoel op mijn bed waarin ik hangend kon schrijven.’
De Vlieger schreef haar hele boek dan weer in en rond haar Constructam. ‘Ik vertrok om acht uur met een thermos koffie en mijn laptop naar de caravan en werkte daar tot de kinderen van school kwamen. Ik ging er puur voor mijzelf naartoe en niet met het idee om een boek te schrijven.’ Ze vertrok namelijk met een reden naar de caravan; het ging al een tijdje niet lekker. ‘Ik had geen zin om te praten, niet met een therapeut, zelfs niet met vrienden. Ik had behoefte aan uren-, dagenlange stilte. In de Constructam kon dat. Er was niemand die mij bekeek of iets van me verwachtte en dat was precies wat ik nodig had. Ik heb mezelf daarbij ook geen enkele druk opgelegd.’
'Ik las dat je een ontroostbaarheid kunt aanhouden om andere dingen niet meer te hoeven aanpakken.'
Ze begon op een stoel vóór de caravan. De viezigheid en de spinnen binnen remden haar af. Na een poetsbeurt betrok ze beetje bij beetje haar nieuwe plek: eerst smokkelde ze wat boeken naar binnen, dan haar laptop. ‘Ik las onder meer 'Een verlangen naar ontroostbaarheid' (van Patricia de Martelaere, red.) Die titel begreep ik nooit, maar hij heeft me altijd aangetrokken en ik las dat je een ontroostbaarheid kunt aanhouden om andere dingen niet meer te hoeven aanpakken. Voor mij was dat een keerpunt. Ik zat inmiddels al maanden in mijn caravan en na het lezen van dat boek wist ik: ik kan hier niet blijven omwille van het blijven. Daarna heb ik mijn eigenwaarde uit het schrijven gehaald. Mijn notities waren puur voor mijzelf waardevol. Als ik die herlas, was ik zo blij dat die zinnen op papier stonden. Ik wist toen nog niet dat ze uiteindelijk een boek zouden vormen.’
'Caravandagen' is een kwetsbaar relaas waarin De Vlieger oog heeft voor de kleine dingen die op hun beurt weer herinneringen aan vroeger oproepen. Het klinkt achteraf romantisch: je uit een neerslachtige periode weten te schrijven in een bijna verroeste caravan. ‘Ik moet dat wel wat nuanceren want ik weet niet of ik me helemáál uit die neerslachtige periode geschreven heb. En romantisch was het ook niet altijd. Het was echt niet zo gezellig, in je eentje daar zitten, helemaal in jezelf gekeerd. Daar was discipline voor nodig.’ Toch is deze ervaring voor herhaling vatbaar, zegt De Vlieger. ‘Ik weet nu dat schrijven op locatie voor mij werkt; ik vind daar de rust die ik thuis moeilijk kan vinden.’
Ook voor Vander Veken heeft 'Aankomen in Bali' één en ander veranderd. ‘Ik denk dat ik in mijn boeken gaandeweg meer ben uitgegaan van vragen en bij het zoeken naar antwoorden niet langer uitkwam bij fictie, maar bij autobiografisch geïnspireerde non-fictie.
'Zwijgen' gaat over het oorlogsverleden van mijn familie, en op dit ogenblik werk ik aan een boek gebaseerd op de correspondentie van een jonge vrouw gedurende de eerste twee jaar van de Tweede Wereldoorlog. Ik wil ophelderen wat er met haar is gebeurd. De mensen die haar kenden, leven allemaal niet meer. Het is alsof die vraag aan mij werd overgedragen; ik probeer in hun plaats antwoorden te vinden. Dat heeft 'Aankomen in Bali' mee in gang gezet.’
Of ze antwoord kreeg op die ene vraag die in dat boek centraal staat? ‘Ja.’ Eenduidig is dat evenwel niet. ‘Mijn hoofdpersonage gelooft echt dat hij daar, in Bali, móést zijn. Hij is ook helemaal ingebed in die cultuur en gaat gekleed als Balinees. Dat iemand zijn bestemming volgt zonder die te kennen, is voor mij de herkenning achternagaan. Zoals toeval pas waarde krijgt door de betekenis die jij daaraan geeft.’
Marieke Lucas Rijneveld, schrijven op locatie en tegenstrijdige feedback
De zomereditie van VERZIN is dé perfecte schrijfgids met reisinspiratie.