12, maart 2024
Japanse vrouw in tuin

Japanse vrouw in tuin

Wat maakt de subtiele Japanse haiku-dichtkunst zo populair? Is het de strakke drieregelige compositie, de rijkdom aan beeld en emotie in weinig woorden of is er meer? Diederik De Beir onthult de kunst van het bijna woordeloos dichten.

De Zeeuwse dichter J.C. van Schagen (1891-1985) vond dat we de Japanners nooit genoeg dankbaar kunnen zijn voor dit kleinood. Daarmee doelde hij op de Japanse versvorm, de haiku. Overgeleverd uit de eeuwenoude traditie van de Japanse dichtkunst, kent ‘s werelds kortste gedicht ook vandaag in de Lage Landen navolging. Het (haast) woordeloos gedicht vergt volgens de zeventiende-eeuwse Japanse dichter Matsuo Basho (1644-1694) evenwel een ’duizendmaal op de lippen nemen’. Hoe is de versvorm in Japan en bij ons ontstaan? Wat maakt haiku tot een apart genre? En hoe gedijt het in het Nederlands?

World Haiku

Door de overheveling van een niet-westers poëtisch systeem, de Japanse dichtkunst, naar een westers, staat haiku als genre apart. Sinds Japan in 1864 zijn grenzen ontsloot voor de buitenwereld, leerde Europa de Japanse versvorm kennen via Engelse en Franse vertalingen. Het was echter de bezetting door de Verenigde Staten in 1945 die doorslaggevend was voor de verspreiding van het korte gedicht in het Westen, naast bijvoorbeeld ook gevechtssporten, de theeceremonie, bloemschikken en zelfs zen. Nu de ’migratie’ van haiku een feit is, schrijven dichters in de meeste westerse talen haiku. Met de officiële verkondiging van Japan dat ‘haiku deel uitmaakt van de wereldletterkunde en dat het genre openstaat voor alle volkeren ter wereld’ (Verklaring van Matsuyama, 1999), geniet de versvorm nu ook ver buiten het eiland wereldwijd erkenning als genre, als World Haiku.

Yoku mireba

Het woordenboek definieert haiku als een gedicht dat een intense natuurervaring uitdrukt. Japanoloog Vande Walle ziet haiku niet strikt als een natuurgedicht. Vroeger verwees het seizoenwoord niet noodzakelijk naar de natuur, maar betrof het een situering in de tijd of diende het als sfeerwoord. Haiku als natuurgedicht zien, komt van de dichter Masaoka Shiki (1867-1902). Hij beschouwde haiku als een ’schets naar het leven’ (shasei) die ontstaat vanuit een concrete waarneming van de werkelijkheid. De moderne haiku in Japan is overigens ook maatschappelijk, humanistisch en individualistisch van aard.   

Met twee omschrijvingen als kompas zetten we koers naar de literair-esthetische benadering van het genre. Volgens auteur en oermoeder van de Nederlandse haiku J. van Tooren, pseudoniem van Anna Maria Mulder  (1900 -1991),  is haiku: ‘Een snelle intense natuurvisie, die wordt overgedragen op de lezer, alleen door het noemen van die schaarse details, die oorspronkelijk de emotie van de dichter opwekten.’ En volgens auteur Max   Verhart ( 1944 -2018) gaat het om ‘een karige constructie van woorden met de functie het beleven van het zijn op te roepen’.  ‘Snelle intense natuurvisie’ en ‘beleven van het zijn’ staan voor het ‘haikumoment’ of de ‘aha-ervaring’ -  ‘verrassing, verwondering, nieuw inzicht’. De taal van zen licht meteen op: satori of ‘verlichting’.

Literair en esthetisch

De literair-esthetische benadering voor haiku heeft oog voor het schrijf- en leesproces van schrijver en lezer/toehoorder. Een haikudichter objectiveert in een materieel gegeven,  gesitueerd in ruimte en tijd, aan de hand van een (zintuiglijke) waarneming de emotie of gedachte achter de opgedane aha-ervaring. De Japanse esthetica zindert hier dóór met ‘niets duurt, niets is voltooid, niets is perfect’. Basho schreef twee haiku’s in zijn kenmerkende stijl van wabi (eenzaamheid van het leven in de natuur) en sabi (het patina van de ouderdom):

Op een kale tak

is een kraai neergestreken

deze herfstavond.

De Engelse dichter T.S. Eliot bedacht de techniek van ’objective correlative’ die opgaat voor haiku: de dichter evoceert aan de hand van een object in het beeld van het gedicht de oorspronkelijk ervaren emotie en draagt die over op de lezer. Zie Yosa Buson  (1716-1783):

Het sneed door mij heen

bij ’t bed van mijn dode vrouw

trapte ik op haar kam.

En Frank S. de Beir:

Het is bitterkoud –

zelfs na haar dood blijft haar sjaal

mij warmte geven.

‘Kam’ en ‘sjaal’ als objecten zijn de correlaten die de ongezegde ervaren emotie van de dichter weergeven. Het snijden van het vers in twee contrasterende beelden evoceert via cognitieve verplaatsing in het hoofd van de lezer de door de dichter ervaren emotie en voltooit daarmee het gedicht.

Een andere belangrijke techniek voor haiku is juxtapositie of nevenschikking: het in contrasterend verband naast elkaar plaatsen van twee (of meer) dingen die niet uit elkaar volgen (oorzakelijkheid), noch een gemeenschappelijke oorzaak hebben (parallellie). Zoals bij Kobayashi Issa (1762-1826):

in haar ogenglans

weerkaatsen verre bergen -

de blauwe libel

en bij Herwig Verleyen:

In het grote oog

van de rog weerspiegelt zich

de hele vismarkt.          

De ‘weerspiegeling’, letterlijk, tussen de twee objecten, brengt beide beelden samen in tegenstellend verband. Het snijwoord creëert ma: open ruimte, leegte van het grammaticale ongezegde, van het ‘woordeloze gedicht’. ‘Er staat meer dan er staat’ en de lezer is aan zet om het haikumoment van de dichter, een vingerhoed emotie, opnieuw te beleven .

Wezenlijk voor haiku is ook nog een dichterlijke houding van goed kijken, van vol bewustzijn (aware) in het leven staan: de dichter verwoordt in een eenvoudige en suggestieve taal een markant detail uit de natuur of naaste omgeving. Yoku mireba, ‘als je goed kijkt’.

Als je goed kijkt

zie je een herderstasje in bloei

onder de heg. (Matsuo Basho)

Wanneer je goed kijkt

bloeit onder de braamstruik

het maarts viooltje. (Bert Willems)

De vondst zit in wat de dichter selecteert uit zijn omgeving. De selectieve waarneming  komt letterlijk neer op ‘ver-dichting’ van wat er concreet wordt uitgebeeld.

Tekening Japanse vrouw in bergachtige omgeving

Japanse vrouw in bergachtige omgeving.

Van scherts naar ernst

De klassieke Japanse poëzie laat zich voor haar oervormen (waka of tanka, renga)  indelen op grond van afwisseling van moren (Japanse klankeenheden) in een kort-lang ritme van min of meer 5-7 lettergrepen, afwisseling van korte en lange versregel met schakelen tussen verzen, en afwisseling van toon tussen ernst en scherts. Kenmerkend is ook dat dichten een  gezelschapsspel was, waarbij twee of meer dichters samenwerkten om verzen te maken. De oorsprong van de haiku ligt in de zeventiende eeuw toen haikai (grappig vers), verkorting van haikai no renga, als kettingvers populair was. De renga, kunst van het hechten, bestond toen als spel waarbij een eerste dichter een vers van zeventien moren (5-7-5 lettergrepen) dichtte, wat een tweede erna beantwoordde in veertien moren (7-7 lettergrepen).

Het oude kettingvers bestond uit een korte (tanrenga) en een lange schakelvorm (renga).
Een voorbeeld van een hedendaagse tanrenga van Jo Degenaar en Simon Buschman:

als je heel stil bent

hoor je hoog in de bergen

de vissen zingen

hun zang wordt plots overstemd

door een fluitende valwind

Aanvankelijk was het een verfijnd en aristocratisch spel, ernstig van toon, met ingewikkelde regels. In de zestiende eeuw kwam al het luchtige kettinggedicht op, de haikai no renga, als vermakelijke volkspoëzie. De eerste strofe of het aanvangsvers van zo’n kettinggedicht, de hokku, verwierf een verheven en poëtische status als zelfstandige versvorm dankzij grootmeester-dichter Matsuo Basho. In de negentiende eeuw hervormde de dichter Masaoka Shiki (1867-1902) de hokku van vroeger tot een nieuwe versvorm, de haiku, als een volwaardig  op zichzelf staand literair genre. Shiki vergeleek, onder invloed van de westerse schilderkunst, haiku dichten met ‘schetsen naar het leven’ (shasei) maken, vanuit een concrete waarneming van de werkelijkheid:

Laag over de spoorlijn

vliegen de wilde ganzen

door de maan beschenen

 5 – 7 – 5 en nog meer

Voor de klassieke haiku van vóór Shiki golden strikt genomen drie regels waaraan de versvorm diende te beantwoorden. Hoe gedwee volgt haiku in het Nederlands die regels op? Vormelijk gezien geldt in de Japanse poëtica de regel van 5-7-5  moren (klankeenheden) of (westerse) lettergrepen, in een natuurlijk ritme van kort-lang. Voor haiku in het Nederlands is de 5-7-5-lettergrepen-regel tegenwoordig niet meer zo dwingend. Enkel nog de driedeling met versregels onder elkaar maakt het vers herkenbaar als haiku. Of de dichters wel of geen hoofdletters, kleine letters of leestekens gebruiken, bepalen ze volledig zelf:

het hele perron

past in een wachthokje –

lenteregen (Henk van der Werff)

Heel zelden komen minimale en éénregelige haiku’s voor zoals in de Verenigde Staten:

het invallen van de nacht op de steppe een horizon breed (Bouwe Brouwer)

Thematisch gezien geldt voor de klassieke haiku de verwijzing naar een seizoen als regel. Daartoe gebruikte de dichter een seizoenwoord (kigo) uit een kalender (saijiki). De verwijzing gebeurde nu eens expliciet (herfst) dan weer impliciet (kikker voor lente). In het Nederlands verwijst ruim één haiku op drie naar een seizoen. Nu is een seizoenwoord geen vereiste meer. Natuur wordt voor haiku tegenwoordig zeer breed geïnterpreteerd als de omgeving in het algemeen waarvan de mens deel uitmaakt:

Een lentebriesje –

de oude wilg schrijft opnieuw

met jonge vingers.  (Frans Terryn)

Tot slot: technisch gezien is volgens de traditie een snijwoord (kirije) in het Japans gebruikelijk. Als partikel zonder inhoudelijke betekenis is het een gevoelswoord of zet het de toon van een gedicht. Het verbindt twee of meer beelden met elkaar via een ‘interne vergelijking’. In het Nederlands gebruikt men hiervoor vaak een gedachtestreep, of een dubbele punt of laat men het leesteken gewoon weg. Vaak is een haiku overigens opgebouwd uit een doorlopende, (oorzaak-gevolg) mededelende zin, maar die toch ook uit twee beelden kan bestaan.

In het voorbijgaan

streel ik de rozemarijn –

hij antwoordt met geur. (Wanda Reumer)

‘Ingepolderd’, niet ‘ingeperkt’

In 1976 richtte de Vlaamse norbertijn Bart Mesotten (1923-2012) samen  met literatuurwetenschapper Karel Hellemans (1944-2022) het Haikoe Centrum Vlaanderen op, een ontmoetingsplaats voor haikudichters uit Zuid en Noord.  Vier jaar later volgde Nederland met de Haiku Kring Nederland  en nog een jaar later, in 1981, verscheen gezamenlijk voor Vlaanderen en Nederland Vuursteen, het eerste (kwartaal) tijdschrift voor haiku, senryu en tanka in de Lage Landen. Een en ander leidde tot een stevige ’inpoldering’, maar niet tot een landelijke ‘inperking’: beoefening, studie en verspreiding van het genre in de Lage Landen en daarbuiten stonden en staan hoog in het vaandel, over de landsgrenzen heen.

Basho leerde zijn duizenden leerlingen dat haiku een wijze van leven is. In essentie is haiku poëzie van het gewone leven. Poëzie die tot stand komt door een wijze van kijken. Yoku mireba. Als je goed kijkt. Goed kijken is ook kijken over grenzen en muren heen. Dat deed in 2014 een dichter met pseudoniem ‘Bruto’, achter de muren van de gevangenis van Dendermonde (B). Voor de Matsuyama Haiku Post-wedstrijd in Japan stuurde hij een haiku in. Hij won die van de tweehonderdvijftien inzendingen samen met negen anderen.

donkere wolken

vastgeketende boten

in een ruwe zee (Bruto)

En de toekomst?

Wat met de toekomst van haiku? In 2020 ging ik online met een tachtigtal Japanners voor het Kyoto World Haiku Project. Haikudichters uit de hele wereld kunnen haiku’s insturen voor plaatsing op de website van het project. ‘Poëzie is een open haard in de zomer en een waaier in de winter’, zei Basho ook nog. Dichten heeft geen nut maar … net daarin schuilt de kracht van dichten, van (haast) woordeloos dichten in haiku. Het thema van de online kukai (haikubijeenkomst) was ‘jonge blaadjes’. Samen met een dichteres uit Nederland maakte ik voor de kukai een haiku. Bart Mesotten hoopte op hier geplante zaailingen voor haiku als vrucht van zijn pionierswerk. Zaailingen zijn jong, zoals ook jonge blaadjes. De jeugd, in de kracht van jonge blaadjes, is nu aan zet, met een waaier in de winter, met een open haard in de zomer. Óp dus naar de volgende vijftig jaar voor haiku.

Uit klimopwortels

schieten jonge blaadjes op –

zacht valt de regen

.

Nog meer ontdekken over ‘De periferie van de poëzie’?

Diederik De Beir studeerde Germaanse filologie aan de UAntwerpen, waar hij afstudeerde met een scriptie Haikoe in Vlaanderen (1981).  Later publiceerde hij diverse bijdragen over de ontwikkelingen van het genre. In 2022 werd hij Kyoto Haiku Project Ambassadeur. In 2023 verscheen zijn bloemlezing Een licht aantikken maar (haiku’s in tien talen bij het Gentse Altaarstuk).